gepubliceerd in:
Mediamatic 3/4, The European Art/Media Magazine. Amsterdam, Juli 1989
vertaling: BILWET
De museale strategieen hebben het voorzien op de tijd, die geconserveerd wordt en geordend in een chronologie om vervolgens als tijdloos, willekeurig teken terug te keren. In onderstaand artikel valt het verleden niet langer ten prooi aan de permanente actualiteit maar keert de tijd zich om en wordt er vanuit de toekomst een spel mee gespeeld.
De spectaculaire synchronisatie
Niet alleen mensen kunnen in een paar jaar veel ouder worden, ook steden zijn daartoe in staat. Zo had Berlijn nog geen 100 jaar nodig om in 1987 haar 750-jarige bestaan te kunnen vieren. Strikt
bekeken blijkt de rode draad van de geschiedenis een net te zijn dat de metropool uitwerpt over een tijd-ruimte, waarvan de continuiteit met het verleden zo zeker nog niet is. De meeste
jubilerende wijken waren 120 jaar geleden nog zelfstandige dorpen of braakliggend terrein.
In een tijd waarin de dingen met micro-elektronische snelheid verouderen, bestaat klaarblijkelijk een verlangen naar publieke tekens die omgeven zijn met de waardigheid van de ouderdom. Deze
tekens kunnen alleen ontworpen worden.
Natuurlijk is niet het toenmalige oud – destijds was het nog relatief jong – maar het huidige. De moderniteit stelt zich overigens haar eigen waardigheid voor naar het oude voorbeeld van de
mythische genealogie: wie zijn geschiedenis tot aan haar oorsprong weet te vertellen, verleent zijn naam status en rang. Het moderne heden kan zich voordoen als eigenares van de Geschiedenis,
doordat het de tekens ervan presenteert. Terwijl de mythe in een achterwaartse beweging probeert te ontkomen aan het Niet Meer van de oorsprong, door vast te houden aan de tradities, kijkt de
moderniteit in het verleden doordat ze zich voorspiegelt dat ze Nog Niet bestaat.
In de mythische wereld symboliseren de van generatie op generatie overgedragen heilige voorwerpen de onaantastbaarheid van de overlevering. De inventaris van de betekenissen is afhankelijk van de
integriteit van de tekens, van de onophoudelijke wederkeer van de symbolen en van de getrouwe overdracht van de woorden. Om de betekenis van de tekens te kunnen overleveren, moet ook de wijze van
overlevering worden overgedragen. De moderniteit echter leeft van de overschrijding van de hedendaagse toestand. Het heden is helemaal geen toestand, maar een project dat aan continue innovatie
onderhevig is. De uitbeelding en overdracht van de tekens is deel van dit project. Alleen wat in de media wordt opgenomen uit de permanente inventarisatie, behoort tot de inventaris van de
wereld.
Steeds nieuwe tekens getuigen dat de transcendentaal onvoltooide dingen nog in ontwikkeling zijn. Ook het verleden bestaat niet langer uit tekens die vroeger leesbaar geweest zouden zijn. Deze
tekens zijn tenondergegaan (de dialectiek zou zeggen dat ze verloren zijn gegaan omdat hun betekenis nog niet volledig was ontsloten), om vervolgens als in leven geroepen monumenten te worden
gerepresenteerd. Maar niets wordt tegenwoordig nog gerepresenteerd, alleen het spektakel van de presentatie is nog over. De door de media bijeengebrachte kijkersmassa staat voor de duur van de
circulatie van de tekens garant voor hun echtheid. De wereld bestaat alleen nog bij de gratie van een massale waarneming. De oorsprongen zijn naar de toekomst verplaatst. Daar zullen ze pas
onthuld worden. De natuur geeft kort voor haar einde haar code prijs, doordat ze genetisch manipuleerbaar blijkt te zijn. Maar daardoor worden de tijden genivelleerd, terwijl ook de toekomst als
afgebeelde verdwijnt in de voorstelling die de moderniteit heeft van haar eigen Nog Niet. Want alles zal anders zijn, voor zover er nog iets is. Misschien heeft de huidige tijd wel helemaal geen
opvolgers om de hypotheek van haar toekomstverwachtingen op zich te nemen.
Een heden zonder verleden of toekomst is niet meer dan een inventaris. Het verandert in een ondiepe gebeurtenissen-horizon, waarbinnen alleen tijdloze tekens kunnen circuleren. Het tijdloos
maken van de tekens is de noodzakelijke voorwaarde voor de spectaculaire synchronisatie van het verleden.
Gesimuleerde anachronismen
De dingen dringen niet meer tot ons door, maar we slagen er niet in te ontkomen aan hun tekens. Om zichzelf als tijd-ruimte te poneren, moet de afgeplatte moderniteit zich een differentie
aanmeten. Er moet iets zijn wat zij niet is of was. Daarom laat ze in haar globale presentatie van de wereld verschillende tekens uit het verleden circuleren.
Alles wat zogenaamd zijn oorsprong in een premediale tijd heeft, moet ooit van zijn context ontdaan, zijn losgesneden uit de tijd-ruimte waar het oorspronkelijk mee was vervlochten. Ruїnes zijn
uitgeroepen tot bezienswaardigheden binnen de stedelijke installatie. In de musea ernaast kunnen maskers, wapens, boegbeelden, geneeskunsten en totems worden bewonderd achter een vitrineraam of
koordje. Als gigantische tekens rijzen dingen van toen op in het tijdperk van de immateriele informatie. Ze vormen de buit van een triomftocht die net zolang als de tentoonstelling duurt. De tot
afzonderlijke tekens gestolde dingen worden in het museum gereanimeerd met behulp van de expositietruc. De omlijsting blaast hen een deel van hun tijdens het transport verdwenen vreemdheid weer
in.
In tegenstelling tot het kunstwerk, waarvan de autonomie wordt opgeroepen door de lijst, geeft het historische of etnologische museumstuk een vaag vermoeden dat het vroeger een eigen plaats had
(volgens de ontwikkelingstheorie hoort ook het barbaarse thuis in de familieportrettengalerij). De tekens van de Anderen bezitten onzichtbare aanknopingspunten, die aansluiting zoeken in onze
blik. Daarbinnen, in het innerlijk van de moderniteit, wordt een venster geprojecteerd dat plaats biedt aan de blik naar buiten. Het bijschrift geeft tekst en uitleg omtrent het onbekende. Het
bestempelt het museumstuk als vreemd en ontneemt het tegelijkertijd zijn vreemdheid door er een verklaring bij te leveren.
De moderniteit presenteert tekens van wat ze niet is, en tegelijkertijd onthult ze zichzelf als dat wat ze niet is. Door hun betekenis-ontsluiting worden de vreemde tekens tot dingen waarin De
Mens zijn oorsprongen gespiegeld ziet. Hij zet zelf zijn eigen sporen uit. Maar nadat hij zichzelf overal is tegengekomen, wil hij toch graag bevestigd zien dat hij een stapje verder is. Daarom
organiseert hij een historische kermis waarin alles zo wordt nagebouwd als het vroeger is geweest; natuurlijk niet exact hetzelfde. Het ambulante Disneyland van het verleden laat er bij zijn
gasten geen seconde twijfel over bestaan, dat deze geschiedenis een verworvenheid van het heden is. Ze vormt het trotse bewijs de we ons ver verwijderd hebben van de verloren betekenissen van de
goede oude tijd, waarvan het beste is dat ze niet langer feitelijk bestaat, maar alleen nog spectaculair geciteerd wordt.
De waardigheid van alles wat toen al zo was wordt alleen toegeschreven aan wat feitelijk niet meer zo is (de rest is achterlijk). Als de moderniteit zich niet zou hebben omhoog gewerkt uit de
feitelijke omstandigheden van toen, zou ze die vandaag niet kunnen citeren (ze zou ermee samenvallen). Pas door differentie worden de dingen van vroeger acceptabel, en pas op enige afstand kunnen
ze serieus of humoristisch, meedogend, onverschillig of idealiserend worden bekeken. De moderniteit is de wereld waarin dit alles mogelijk is. Ze is een wereld van mogelijkheden met de
differentie tussen wat is en niet is als resultaat van een mogelijke tekenoperatie.
Het korte geheugen van de mens
Aan het andere eind van het vertoog dat De Mensheit over de wereld meent af te steken, ontmoet ze zichzelf. De universele mens heeft de wereld gehumaniseerd. Hij is de erfenis van een
geschiedenis waarvan de pijl in de horizontale, mediale gelijktijdigheid tot rust schijnt te zijn gekomen.
De geschiedenis moet begonnen zijn op het moment dat de cultuur niet meer werd overgedragen als een geregeld collectief, maar opgevat werd als ‘werk’ aan het overleven van de individuele naam.
De werkcultuur kristalliseerde uit in stenen monumenten. Maar de naam ter ere waarvan deze werden opgericht, werd door dezelfde tijd waarvoor de naam bestemd was, al snel weer uitgewist. De
schriftgeleerde priesters beitelden de namen van de overledenen weg, om degenen die nog aan het sterven waren hoop te geven op hun overleven. De geschiedenis blijkt heel vroeg al te bestaan uit
het herschrijven van een vroegere vanzelfsprekendheid in een bij de eigen tijd passende verklaring. De overblijfselen van dingen uit het verleden worden de monumentale tekens van de macht van
nu.
In een tijdperk waarin de enige constante de lichtsnelheid c is, versnelt dit herschrijvingsprocédé zich. De dingen hebben geen tijd meer om te stollen, en het werk virtualiseert zich daarom in
het informatienet. Met het oplossen van de materialiteit van de dingen verdampt ook de tijd waarin de monumenten hadden moeten oprijzen. De eerbiedwaardige kathedralen die ten slachtoffer vallen
aan de duivel van het uitlaatgas, illustreren de algehele kortademigheid van de dingen. Niemand gelooft meer in hun houdbaarheid en daarmee wordt de tijd waaraan men ze zou moeten overgeven zelf
een twijfelachtige kwestie. ‚Bezoek Europa zolang het er nog is’ was de slogan van een Amerikaans reisbureau voor hij op de propaganda-posters van de Duitse vredesbeweging verscheen. De oude
wereld van de monumenten bestaat alleen nog na opvraag. De toekomst is niet meer iets waarop kan worden gebouwd. Het heden is wel universeel; het strekt zich uit over de eeuwen van de
geschiedenis, de miljoenen jaren van de geologie en de miljarden jaren van de kosmologie – maar morgen kan alles voorbij zijn. Een enkele impuls zou de hele inventaris kunnen meesleuren, zoals
dat kan met de fotonenregen van een laser. De moderniteit is niet meer zeker dat er later nog getuigen van haar bestaan zullen zijn. De wereld is ingeschrompeld tot een momentopname, waarmee ze
zich op elk ogenblik vastlegt en opslaat. Waarneming en geheugen zijn samengevallen. We leven als toeristen in God’s droom. Als hij wakker wordt, is de reis afgelopen. We kunnen alleen nog
tijdgenoten zijn van deze wereld, waarvan de bewoners moeten doen of ze hun eigen toeschouwers zijn. Het is een kortstondige wereld, waarin De Mens alleen met zichzelf praat.
De vergeten realiteit
Het historische geheugen functioneerde als herschrijvingsprocédé bij het opsommen van de namen van De Mens en het heeft daarbij altijd ‘het vergeten’ als werktuig gebruikt. Maar aan de basis van
dat procédé ligt iets, waarvan we vergeten zijn dat we het vergeten hebben. Al in het eerste monument is het besef van een buiten-menselijke maat verloren gegaan. De toren van Babel wordt gebouwd
in de vooronderstelling dat de mens de loop der dingen kan overzien en controleren. Door middel van dit plan wil hij zichzelf in de tijd ontmoeten en ook al zou het een beetje anders lopen, toch
blijft De Mens de context van de mens. De tijden daarentegen, waarin de dingen eerst van hun context moesten worden ontdaan om als historische tekens te kunnen worden gepresenteerd, hebben zich
nooit uiteengezet met een latere Mensheid. Zij bevonden zich tegenover de onbekende realiteit die zich nimmer laat vatten in beheersbare tekens. Deze realiteit blijft De Grote Onbekende waarmee
alleen een metaforische dialoog kan worden aangegaan, als men zich de van oudsher overleverde regels herinnert.
Het universum van dit soort tijden is niet te vertalen in dat van de moderniteit. Zijn aansluitingspunten met de realiteit zijn afgekapt en worden door hun simulatie onzichtbaar gemaakt. De
herinnering aan de buiten-menselijke realiteit zal pijnlijk zijn en zich voordoen als een apocalyptisch losbarsten van tekens die niet meer te stuiten zijn. De openbaring laat de dingen zelf
verschijnen – en wel als compleet onmenselijk. Opeens bestaat er geen afstand meer tot de gebeurtenissen, die daarna de enige zijn die zich als herinneringsteken hebben ingebrand. De boodschap
van de media vervloeit tot ruis. De tijd van de krijgers breekt aan. Op dat moment pas, te laat voor de meesten, bemerkt De Mens dat de historische tijd altijd al in duel was met de noodlotstijd
van de realiteit, en dat hij zich helemaal niet heeft voorbereid op het plotselinge opduiken daarvan. De realiteit onthult zich als datgene wat door De Mens niet gecodeerd kan worden, en de
geschiedenis verschijnt als het tot mislukking gedoemde project van haar vergetelheid.
De oorsprong van onze tijd is zoekgeraakt, zijn geschiedenis is ongeloofwaardig geworden. Maar de apocalypticus kan de geschiedenis van deze wereld vertellen vanaf haar eindpunt. Vanuit die
positie beziet hij de loop der dingen en merkwaardigerwijs wordt hem aldus de achterkant daarvan geopenbaard.
In-kijk in de metarealiteit
Er bestaan nog andere, verborgen kanten van de dingen die niet langer kunnen worden verzwegen. De achterkant is overal – en allang niet meer alleen als de kant die van ons is afgewend.
Het metarealisme opereert met de door de moderniteit uit hun tijd losgeweekte tekens. Het weet dat de tijd-ruimte waartoe ze behoren pas ontstaat door hun circulatie. Dat inzicht stelt
metarealisten in staat zelf in te grijpen in het spel om de werkelijkheid. Door toepasselijke binnen-buiten operaties laten de metarealisten aan een stuk door ongebruikelijke scheidslijnen door
de inventaris lopen om wat is en niet is uit elkaar te halen – en daarna opnieuw, maar anders, met elkaar te verbinden.
Aldus ontstaan beweeglijke denkpatronen die in het tekenverkeer van de moderniteit alleen met zichzelf in overeenstemming zijn (en dat vaak maar uiterst kort). Tegelijkenijd suggereren ze echter
een verbond te zijn aangegaan met een oncodeerbare realiteit, waarmee ze op een parallel niveau contact hebben opgenomen. Sommigen beweren dat het contact alleen plaatsvindt als catastrofale
botsing tussen verschillende tekenniveaus.
In een Westberlijns vlugschrift (Das bleiche Feuer, zonder colofon) zijn een paar vertaalde passages te vinden uit een metarealistisch manifest, dat in oktober 1988 in Rome opdook: God is dood,
de dingen zijn verdwenen en de tekens worden niet meer afgeremd door welke zin dan ook. Op deze uitgangsvoorwaarden kan het metarealisme de overvloed aan betekenissen ter sprake brengen. De
metarealist gelooft in metaforische realiteiten aan gene zijde van de tekenwoekering, maar hij betwijfelt of ze te pakken te krijgen zijn door erin te geloven. Metarealisme is de poging om een
bodem aan het trillen te krijgen, die helemaal niet bestaat. Ten noorden van de Alpen komt bijvoorbeeld een metarealistische splintergroep bijeen onder de naam VERENIGING VOOR TIJDGENOTEN. Het
motto van de kring is: ‚Allemaal allang voorbij’, waarmee gebeurtenissen worden bedoeld die in de officiele werkelijkheid nog helemaal niet hebben plaatsgevonden. Men rekent daarbij niet alleen
actuele informatie om, maar ontketent ook kleinere gebeurtenissen. Het metarealisme weerspiegelt het systeem niet alleen, het spiegelt haar ook haar einde voor. Het metarealisme opereert met
imaginaire grootheden, het is een imaginaire grootheid. Maar als je je naar binnen fantaseert, wordt het reёl. Dan vreet het zich als een virus de werkelijkheid in.
Het metarealisme wacht niet op een terugkeer van de realiteit, op de alles beslissende slotakte. Vanuit de invalshoek van het metarealisme is ook die allang weer voorbij en gaat het leven door –
tot de volgende onthulling van de dingen. Wij leven altijd zowel post- als preapocalyptisch. De ambitieuze onderneming van het metarealisme bestaat eruit zich ook tussen de gebeurtenissen te
dekken met de realiteit, iets imiterend dat wij nooit te zien krijgen. Het lineaire geschiedenis-continuüm heeft overal cycli op gang gebracht, die nu, nadat het plat is geworden, op parallele
niveaus worden afgedraaid. Het metarealisme citeert zulke parallele niveaus. Als het erin slaagt ze op de goede manier in te zetten dan, zo denken velen, zullen de speelse tekens op noodlottige
wijze opduiken in onze wereld.